Tweeëntwintig

‘Ga zitten, meneer… Boardham, klopt dat?’ Callahan wenkte hem met zijn aangestoken sigaar binnen.

Boardham bleef in de deuropening staan. ‘Ik heb niets verkeerd gedaan,’ gromde hij. ‘Ik kom aangeven dat ík slecht behandeld ben.’

‘Dat heb ik gehoord.’ Callahan leunde achterover in zijn stoel. ‘Interessant verhaal, wat u beneden vertelde. Ik wil het graag even met u doornemen.’

‘Waarom?’

‘Gewoon, nieuwsgierigheid.’ Callahan haalde zijn schouders op. ‘Sigaar?’

Boardham likte zijn lippen. ‘Dat sla ik niet af.’ Hij liep steels naar het bureau toe, pakte de sigaar en ging voorzichtig in de stoel zitten.

‘Laten we eens zien of ik het goed begrepen heb.’ Callahan nam een trekje en de sigaar gloeide op. ‘U voer op een Amerikaans schip dat in november uit Liverpool vertrok; correct?’

Boardham stak zijn eigen sigaar aan. ‘De Eliza J, kapitein P. Reinders.’

‘En u zegt dat kapitein Reinders illegaal passagiers uitlaadde – waaronder een misdadiger, met zijn medeweten – voordat hij weer naar Staten Island ging. Nog steeds correct?’ Callahan bekeek hem door de rook heen.

‘Aye.’

‘U en een arts,’ – hij wierp een blik op zijn aantekeningen– ‘Draper, dokter Draper, maakten hier bezwaar tegen en werden afgeranseld.’

‘Precies.’ Boardham wees met zijn sigaar naar de commissaris. ‘Draper heb ik nooit meer gezien, maar mij namen ze zowaar mee naar Boston; en lieten me in de haven achter! Ik moest zelf maar zien terug te komen, zonder geld of iets!’

‘Waarom hebt u tot nu gewacht met uw aangifte?’

Boardham verstrakte weer. ‘Nou, ik vreesde voor mijn leven, of niet soms?’ jammerde hij. ‘Ze zeiden dat ze achter me aan zouden komen als ik het vertelde, en dat zullen ze ook. Ik ben helemaal niet blij dat ik hier zit.’

Callahan leunde voorover. ‘Waarom zit u hier dan?’

‘Een beetje in moeilijkheden geraakt, denk ik,’ mompelde Boardham.

‘U bent betrokken geraakt bij een messengevecht en hebt iemand de keel doorgesneden.’

‘Dat zeg ik ook! Hij was een lid van de bemanning die me mishandeld had! Let wel, niet degene die ik te pakken wíl krijgen.’ Boardham keek dreigend. ‘Maar het was een begin.’

Callahan bekeek hem vol interesse. ‘Beseft u wel dat u in het kantoor van een commissaris van politie zit te praten over de moorden die u zou willen plegen?’

‘Geen moord,’ corrigeerde Boardham. ‘Wraak. En hij begon.’

‘Dus het was zelfverdediging? U verdedigde uzelf tegen deze man?’

Boardham ging enthousiast rechtop zitten. ‘Ja! Ja, ik verdedigde mezelf. Hij kwam eerst op mij af.’

Callahan knikte. ‘U zou een bijzonder lange gevangenisstraf kunnen krijgen.’

‘Maar u zei –’

‘Ik ben geïnteresseerd in meer informatie over die kapitein.’ Callahan nam nonchalant nog een trekje van zijn sigaar. ‘Het waren Ierse immigranten, zei u?’

‘Ja.’ Boardhams hart bonkte.

‘Deze stad wordt platgelopen door Ierse immigranten.’ Callahan keek hem onderzoekend aan. ‘U bent geen Ier, of wel soms?’

‘Nee,’ snauwde Boardham. ‘Zo Engels als het maar kan.’

‘Toch ziet u er Iers uit. Klein en spijkerhard. U drinkt blijkbaar ook als een Ier.’

‘Mijn naam is Boardham.’ Op beide wangen van de hofmeester verscheen een rode vlek. ‘Dat is een Engelse naam. Geen Ierse, zoals Callahan.’

De commissaris trok zijn wenkbrauwen op. ‘Heel goed.’ Hij knikte goedkeurend. ‘Heel slim. Ja, u hebt helemaal gelijk. Callahan is een oude Ierse naam; ik stam van Ieren af, al woont mijn familie sinds twee generaties in dit land.’

Boardham zweeg even, onzeker, en besloot toen de gok te wagen. ‘Mijn moeder heette Ceallachan,’ merkte hij op.

‘Dus u bent wél Iers.’ Callahan keek tevreden.

‘Mijn vader was Engels. Ik ben opgegroeid in Liverpool. Ik beschouw mezelf als een Engelsman.’

‘En ik beschouw mezelf als een Amerikaan.’ Callahan legde zijn sigaar neer. ‘De Ieren die de laatste tijd van de schepen komen, zijn allemaal tuig: bedelaars en dieven, zuiplappen en verkwisters. En ze komen bij drommen tegelijk. Iedere dag worden er weer nieuwe in de stad achtergelaten, en eerlijk gezegd maken ze degenen onder ons die wél wat bereikt hebben, te schande.’

Boardham zag een mogelijkheid om zichzelf vrij te pleiten. ‘De kapiteins halen hen hierheen om winst te maken,’ zei hij. ‘Als die stevig aangepakt worden… Geen Ieren meer.’

‘Ja.’ Callahan knikte. ‘Zij vormen zeker een deel van het probleem, vooral als ze criminelen het land inbrengen. Hij wordt gezocht wegens moord, zei u – hoe heet hij?’

‘Donnelly.’ Boardham kon het niet snel genoeg zeggen. ‘Mevrouw Grace Donnelly.’

‘Een vrouw?’

‘Een teef,’ snauwde Boardham. ‘Kwam zowaar met een mes op me af.’

‘U schijnt dat aan te trekken.’ Callahan glimlachte even. ‘Weet u waar ze woont?’

‘Nee. Ik ben op zoek, dat wel.’

‘Mooi.’ Callahan sloot zijn notitieblok. ‘Als u haar vindt, wil ik het graag meteen weten. Voordat u ook maar iets doet. Intussen zal ik die kapitein Reinders en zijn immigrantenhandel onderzoeken.’

‘Anders nog iets?’ vroeg Boardham voorzichtig.

‘Op dit moment niet. Maar misschien wil ik u nog eens spreken. Misschien ga ik u wel vervolgen voor de moord op die arme meneer’ – Callahan keek zijn notities weer in – ‘Dean.’

Boardham knarste zijn tanden.

‘Wilt u een baan hebben?’ vroeg Callahan zonder omhaal. ‘Hoe zou u het vinden om voor mij te werken?’

Boardham, van zijn stuk gebracht, deed alsof hij erover nadacht. ‘Wat schuift het?’

Callahan lachte hardop. ‘U zou elk werk doen als u maar genoeg betaald kreeg; zo is het toch, meneer Boardham? Daarom bent u het waard aangenomen te worden. Mijn partners en ik bezitten een paar gebouwen in het Five Pointsdistrict. Een in Little Water Street, twee in Orange Street. Kent u die omgeving?’

Boardham knikte. Het was een ruige buurt – met veel bars en hoeren; hij ging daar nogal eens naar toe.

‘Het zit daar vol met Ieren. En ze betalen de huur niet. Ik heb iemand nodig die zorgt dat ze betalen of verhuizen.’ Hij leunde voorover. ‘U krijgt een gratis kamer en twee dollar per week plus een deel van alle huur die u ophaalt.’

Boardham ging verbaasd wat achterover zitten. ‘Dat is heel redelijk.’

‘Ik ben een redelijk mens. Zolang ik krijg wat ik wil. Af en toe zal ik om een wederdienst vragen.’ Hij zweeg even. ‘Begrijpen we elkaar?’

‘Zeker.’

‘Mooi.’ Callahan schreef iets op een stuk papier en overhandigde het hem. ‘Hier is het adres. Kom morgen terug, dan praten we verder.’

Afscheid van Ierland
Moore Afscheid van Ierland-voorwerk.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-1.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-2.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-3.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-4.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-5.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-6.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-7.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-8.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-9.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-10.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-11.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-12.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-13.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-14.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-15.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-16.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-17.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-18.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-19.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-20.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-21.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-22.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-23.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-24.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-25.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-26.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-27.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-28.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-29.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-30.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-31.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-32.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-33.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-34.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-35.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-36.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-37.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-38.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-39.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-40.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-41.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-42.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-43.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-44.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-45.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-46.xhtml